Zodra ergens in het lichaam een bloeding ontstaat, reageert het lichaam hierop met stelping. De bloedplaatjes zorgen ervoor dat de bloeding tot stilstand komt doordat bloedplaatsjes binden aan het von Willebrand eiwit en de vaatwand en gaan klonteren. Zo wordt een eerste bloedprop gevormd. Daarna zorgen stollingsfactoren voor een versterking van deze bloedprop. De voor de bloedstolling noodzakelijke stollingsfactoren worden aangeduid met Romeinse cijfers: I, II, III t/m XIII. De nauwe 'samenwerking' tussen de stollingsfactoren zorgt ervoor dat een bloeding definitief gestopt kan worden. Als de vaatwand genezen is en bloedprop niet meer nodig is, wordt deze door het lichaam afgebroken. Dat heet fibrinolyse. Meer informatie over de bloedstolling vindt u hier.